Het Centraal Archief beschikte over een unieke collectie films van de Staatsmijnen. Die waren allemaal opgeslagen bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Amsterdam. Toen ik daar een keer op bezoek was attendeerde men mij erop dat sommige films in slechte staat waren. Eigenlijk zouden ze gerestaureerd moeten worden. Dat vond ik net als bij de foto’s geen optie. Het leek mij beter om de films te digitaliseren. Hierdoor zouden ze gemakkelijker toegankelijk zijn en zouden kopieën uitgeleend kunnen worden. De films van de recentere jaren hadden we ook op videotape. Die tapes werden vaker opgevraagd, o.a. door musea en omroepen. Stapsgewijs liet ik de films digitaliseren. Omdat ook steeds vaker particulieren naar het filmmateriaal informeerden, kwam ik op het idee om een serie DVD’s samen te stellen met daarop als ons historisch filmmateriaal. Het mes zou dan aan meerdere kanten snijden. Wij zouden geen tijd meer hoeven te steken in de afhandeling van aanvragen en geïnteresseerden zouden de DVD’s voor een schappelijke prijs kunnen kopen. Een eventuele winst zouden we dan aan een goed doel kunnen besteden. Het probleem was dat ik zelf geen budget had om het project voor te financieren.
Piet Tans van Corporate Public Relations deed in zijn enthousiasme een toezegging, maar trok die later weer in. Hij vond het geen zaak voor hem maar voor DSM Limburg BV. Ik heb toen een afspraak gemaakt met Gerard van der Zanden, directiesecretaris en Hoofd Communicatie van DSM Limburg BV. Gerard hield de boot af en vond dat DSM helemaal niets meer had met de Staatsmijnen. Dat was volgens hem verleden tijd en de huidige Raad van Bestuur realiseerde zich nauwelijks dat de Staatsmijnen de oorsprong van DSM waren. Op dat moment deed ik iets wat niet gebruikelijk was bij DSM. Ik vertelde Gerard dat ik hem zou overrulen door bij Just Fransen van de Putte, de directeur van DSM Limburg BV binnen te lopen. Het was me normaal gesproken nooit gelukt om daar binnen te komen. Doordat ik 10 jaar bij het Concern Secretariaat had gewerkt kende ik Just erg goed. Ik hield bij Just een vurig pleidooi waarin ik hem vertelde dat de films een belangrijk stuk cultuurhistorisch erfgoed was en dat de regio er recht op had. Een hommage aan de mensen, voor zover die nog leefden, die ervoor gezorgd hadden dat DSM zo ver was gekomen. Ook vertelde ik hem over een voorval dat ik enkele weken van tevoren had meegemaakt. Op de in 1952 opgenomen film “de Zwarte Stroom” komt een mijnwerker voor die bij mijn moeder in het verzorgingstehuis zat. De man heette Bonnema en zat altijd aan een tafeltje achteraf te kaarten. Toen ik hem een keer over de film aansprak leefde hij helemaal op. Ik vroeg hem wat hij zich nog van de opnames kon herinneren. “Niet veel meer, behalve dan dat er altijd een Spanjaard bij was” zei Bonnema. “Umberto Bolzi” zei ik. “Ja zo heette die man, nu herinner ik het me weer” riep Bonnema enthousiast. Bolzi was de regisseur van de film, geen Spanjaard maar een Italiaan. Ik vroeg Bonnema of hij de film ooit gezien had. Dat bleek niet het geval te zijn. Over het antwoord op mijn vraag of hij het leuk zou vinden om de film eens te zien, hoefde hij geen seconde na te denken. Dat zou hij geweldig vinden. Vooral ook omdat daar ook enkele oude collega’s op te zien zouden zijn, waarvan hij het vermoeden had dat ze niet meer leefden. Ik beloofde hem dat ik ervoor zou zorgen dat hij een VHS kopie van de film zou krijgen. Zijn dochter had een videorecorder en hij zou hem daar dan wel kunnen bekijken.
Toen ik de zaterdag erna met de VHS kopie het verzorgingstehuis binnen liep, was de stoel van Bonnema leeg. Toen ik naar hem informeerde vertelde het personeel me dat hij 2 dagen van te voren was overleden.
Met dat verhaal kon ik Fransen van de Putte over de streep trekken. Toen ik hem erbij vertelde dat als we lang zouden wachten met het project, de kans groot was dat de generatie mijnwerkers uitgestorven zou zijn, gaf hij groen licht.
Nu ik een financier had gevonden voor het project moest ik een plan van aanpak gaan maken. Ik wilde het project begeleiden maar er verder ook niet al te veel tijd insteken. Van der Zanden was ook niet van plan om er tijd in te steken. Als er contracten moesten worden getekend, dan zou hij er bij zijn en anders niet.
Ik moest dus op zoek naar een uitgever, die de productie zou willen realiseren. Allereerst moest ik contact gaan opnemen met het Instituut voor Beeld en Geluid. Die beheerden ons oude filmmateriaal en daar zouden ze me ook kunnen helpen om de films te selecteren.
Ik belde mijn contactpersoon Jan Pet om een en ander met hem te bespreken. Jan was een oude hippie met lange grijze haren die tot op zijn schouders reikten. Ik denk dat hij in die tijd rond de 60 was. Hij had wat mij betreft een wereldbaan. Hij zat de hele dag naar historisch beeldmateriaal te kijken. Toen ik de eerste keer bij hem op bezoek was, was hij bezig met bekijken van oude reclamefilms van Calvé pindakaas. Daar zaten ook licht ontvlambare films op acetaatbasis bij. Ik zag een pakje zware shag liggen en vroeg aan Jan of hij daar wel mocht roken. “Officieel niet, maar daar heb ik schijt aan” zei Jan. Hij pakte een bierviltje uit zijn bureaulade en vouwde daar de hoeken van om. Dat moest als asbak dienen.
Ik vroeg Jan of hij bereid was om mee te werken aan het project. Hij was de aangewezen persoon omdat hij onze collectie kende. Verder vroeg ik hem of hij een bedrijf kende dat de productie van de DVD’s voor hun rekening zou kunnen nemen. Jan vertelde me dat ik het project het beste zou kunnen aankaarten bij zijn collega Camiel Swildens. Hij zou aan Camiel vragen om me te bellen. Dat gebeurde de dag er na. Vanaf dat moment had ik veelvuldig contact met Camiel, meestal via e-mail. Op enig moment stuurde hij mij een e-mail waarin stond dat hij ook de verdere realisatie van het project en de verkoop van de DVD’s voor zijn rekening zou kunnen nemen. Hierbij viel het me op dat onder aan de e-mail zijn naam en het bedrijf Tijdsbeeld Media vermeld stond. Ik snapte er niets meer van. Onder alle vorige e-mails tekende hij met Camiel Swildens, Instituut voor Beeld en Geluid. Ik trok de conclusie dat hij van dat laatstgenoemde bedrijf was overgestapt naar een bedrijf met de naam Tijdsbeeld Media. Ik belde Jan Pet om een en ander duidelijk te krijgen.
Jan legde mij uit dat Camiel naast zijn baan bij Beeld & Geluid ook nog een eigen bedrijf had. Dat was slim bekeken. Beeld en Geluid werd gefinancierd met overheidsgeld en kon om die reden geen commerciële activiteiten ontplooien. Camiel kwam op het idee om CD’s en DVD’s uit te geven met beeldmateriaal van zijn werkgever. Zou liet hij bijvoorbeeld beeldmateriaal bij elkaar zoeken van enig jaar om dat vervolgens op een CD te zetten met de titel “Uw geboortejaar”. Zelf deed hij alleen het commerciële werk. Digitaliseren en kopiëren van de DVD’s liet hij door stagiaires doen. Op deze manier wilde hij ook onze DVD serie laten maken.
Ik vond dat een prima idee. Op deze manier zou het mij niet veel tijd kosten. Ik liet onze juristen een contract op stellen, dat door Camiel namens Tijdsbeeld Media en Gerard van der Zanden namens DSM getekend moest worden. Hiervoor maakten we een afspraak bij Motel Van der Valk in Eindhoven. De afspraak was om 14:00 uur. Ik sprak met Gerard af dat ik om 13:00 uur bij zijn kantoor op het Mauritspark in Geleen zou zijn. Van daaruit zouden we met de auto van Gerard naar Eindhoven rijden. Toen ik om 13:00 uur op zijn kantoor aankwam, brandde daar geen licht. Ook de kamer van zijn secretaresse was donker. Ik liep een paar keer de gang op en neer en vroeg aan de mensen die ik daarbij tegen kwam of ze wisten waar Gerard was. Uiteindelijk liep ik maar weer naar de parkeerplaats en probeerde ik Gerard aan de telefoon te krijgen. Ik kreeg echter steeds zijn voicemail. Om 13:20 uur probeerde ik het nog een keer. Als hij dan niet zou opnemen zou ik terugrijden naar Heerlen. Tot mijn verbazing nam hij toen wel op. Hij vertelde me dat hij in Heerlen was, waar hij journalisten te woord had gestaan. Hij zou nu vertrekken en binnen 10 minuten in Geleen zijn. Daar kon ik me niets bij voorstellen. Het was weliswaar geen spitsuur, maar hij zou dat volgens mij nooit in 10 minuten kunnen rijden. Tot mij verbazing kwam hij inderdaad een paar minuten over half 2 de parkeerplaats op rijden. Ik baalde als een stier en zei tegen Gerard dat ik het erg gênant vond om te laat te komen op onze afspraak. “We komen niet te laat” was het enige wat hij zei. En geloof het of niet, we kwamen niet te laat. Ondanks het feit dat hij ook nog de verkeerde afslag nam, waren we klokslag 14:00 uur bij Van der Valk. Gerard moest daarvoor wel met zijn Volvo V50 met 170 km/uur over de A2 razen. Het sneeuwde onderweg en hij presteerde het meerdere malen om op de bumper van zijn voorganger te gaan zitten. Hypocriet en schandalig gedrag voor iemand die vanuit zijn functie predikte dat veiligheid boven alles stond bij DSM. Er was zelfs een beleidsregel die zei dat iemand die de veiligheid van een collega in gevaar brengt ontslagen kan worden. Het functioneren van Gerard zou een paar jaar later reden zijn van zijn vertrek. Zijn presteren was ondermaats en hij lag regelmatig in de clinch met de directie. Ik was er niet rouwig om.
In Eindhoven zaten Camiel Swildens en zijn kompaan Willem-Jan Kolpa al op ons te wachten. We lazen het contract ter plekke nog eens door, waarna het ongewijzigd werd ondertekend. Ter plekke bedacht ik nog de naam van de serie “Mijn Verleden” met als ondertitel “De Staatsmijnen in beeld”.

Voor de verdere uitvoering van het project moest ik regelmatig naar Hilversum. Het Instituut voor Beeld en Geluid was inmiddels verhuisd naar het pas geopende Mediapark. Samen met Melanie Imming en Heleen Scheurwater stelde ik een plan van aanpak op. De daaropvolgende afspraken zat ik dagenlang samen met Heleen de films te bekijken. Na verloop van tijd kwamen me de ondergrondse beelden de neus uit. Vaak moesten we dezelfde film meerdere malen bekijken om na te gaan welke kopie het beste was.
Camiel Swildens kwam regelmatig even binnenlopen om te informeren naar de voortgang. Bij die gelegenheid vroeg hij dan meestal of ik even een sigaret mee ging roken. Ik was erg blij dat Camiel nog een van de weinige rokers in het gebouw was. Omdat in het hele gebouw rookverbod gold, rookten we onze sigaret stiekem in het trappenhuis. Zittend op de trappen vertelde Camiel mij dat hij binnenkort met een nieuwe televisiezender zou beginnen. Ik kende hem nog te kort om in te kunnen schatten of dit een cowboyverhaal of een serieus plan was. Zijn bedoeling was om een zender te starten met de naam Nostalgienet. Die zender zou dan 24 uur historisch materiaal gaan uitzenden. Hij was op dit moment druk bezig met onderhandelingen met KPN, Ziggo en Caiway, zo vertelde hij. Als het dat zou lukken, zou dat een briljant idee kunnen zijn. De archieven van het Mediapark lagen vol met historisch filmmateriaal dat nagenoeg kosteloos zou kunnen worden uitgezonden. Alleen al met de opnames van het Polygoon journaal en de oude bedrijfsfilms zou hij een hele tijd vooruit kunnen. De ruimtes tussen de films zouden opgevuld kunnen worden met commercials. Niet veel later bleek Nostalgienet inderdaad een feit. Ik was zelf een regelmatige kijker. Swildens heeft er volgens mij klauwen vol geld aan verdiend. De naam van de zender is inmiddels gewijzigd in ONS. De opzet is enigszins gewijzigd. ONS zend tegenwoordig vooral oude Engelse series uit. De directie van ONS word gevoerd door Heleen Scheurwater.
De verkoop van de serie die bestond uit 3 boxen met elk 3 DVD’s liep als een trein. Ik werd van alle kanten benaderd door bedrijven die mee wilden liften op het succes. Aanvankelijk kon de serie alleen via de webshop van Tijdsbeeld Media worden, later was die ook de koop bij boekhandels en via de webshop van radio- en televisiezender L1. De meeste DVD’s werden verkocht via het Fonds van Sociale Instellingen (FvSI), die voor gepensioneerden en medewerkers van DSM een kortingsregeling hadden ingevoerd.

Ik stuitte overigens nog op een probleem toen we bezig waren met het deel dat de films uit de periode 1902-1949 bevatte. De eerste films waren stomme films, zonder achtergrondmuziek. Ik ben toen samen met Heleen nagegaan welke muziek er achter zou passen. Toen we die gevonden hadden bleek echter dat we voor de muziek Buma-Stemra rechten zouden moeten gaan betalen. Daar had ik geen rekening mee gehouden bij het opstellen van het budget voor de serie. Ik kreeg gelukkig net op tijd een goed idee. Ik herinnerde me dat er ooit een CD is uitgegeven met de muziek van de korpsen van de Staatsmijnen.
Die korpsen, die volgens kenners op hoog niveau muziek maakten, stonden onder leiding van dirigent Piet Stalmeier. Stalmeier kwam een enkele keer bij ons thuis om rammenas op te halen. Mijn vader was onder de mijnwerkers bekend voor zijn grote rammenas, een soort knolraap die lijkt op radijs en rettich.
Zijn geheim waren de konijnkeutels die hij bij de zaadjes voegde. Als Stalmeier zijn rammenas kwam halen reageerde mijn vader altijd heel opgewonden. Als wij kinderen zijn enthousiasme niet deelden ging hij maar nog eens uitleggen dat de “beroemde” dirigent Stalmeier zo maar even bij ons op visite kwam.
Hoewel ik het me niet kon voorstellen ging ik voor de zorgvuldigheid toch maar even na of er geen rechten zaten op de muziek van de mijnkorpsen. Ik ging er van uit dat als die er al waren, ze bij DSM zouden liggen. Ik belde Buma-Stemra en die vertelden mij na enig zoekwerk dat de rechten van de muziek lagen bij de erven van wijlen Piet Stalmeier. Ze konden mij geen naam van een contactpersoon geven. Het heeft me toen heel veel tijd en moeite gekost om in contact te komen met de oudste zoon van Piet Stalmeier. Ik belde de man en legde hem uit wat de bedoeling was. Zonder na te denken noemde de zoon een fenomenaal bedrag wat we zouden moeten betalen. Het juiste bedrag weet ik niet meer, maar het was belachelijk hoog. Ik dacht dat hij me niet goed had begrepen en begon hem nogmaals uit te leggen dat DSM geen geld zou verdienen aan de productie. Ik voegde daar nog aan toe dat ik vond dat het ook een hommage aan zijn vader zou zijn en dat we veel liefhebbers van de muziek van de korpsen er een groot plezier mee zouden doen. Hij bleef echter bij zijn standpunt. Ik ben toen uit mijn slof geschoten en heb hem verteld dat ik dit een schandalige vorm van lijkenpikkerij vond en dat zijn vader zich wellicht in zijn graf zou omdraaien als hij dit zou weten.
Uiteindelijk zijn we op zoek gegaan naar rechten vrije muziek, maar ik blijf het jammer vinden dat het zo is gelopen.
Door het succes van de serie werd ik met regelmaat benaderd voor het geven van interviews. De website www.demijnen.nl melde zich als eerste. Daarna volgde o.a Weekblad De Trompetter, het Archievenblad, de EO en L1. Wat die laatste betreft ben ik weer eens een keer woedend geweest op Gerard van der Zanden. Op 14 december 2005 werd ik door L1 Televisie gebeld met de vraag of ze de dag erna televisieopnames konden komen maken bij het Centraal Archief. Ik zou daarbij vragen over de DVD serie moeten beantwoorden. Omwille van de zorgvuldigheid zei ik dat ik hier eerst overleg over wilde voeren met het Hoofd Communicatie van DSM Limburg BV, Gerard van der Zanden. Daarna zou ik ze dan terugbellen. Toen ik Gerard belde, begon die meteen hoog van de toren te blazen. Hij vond het belachelijk dat ik weer eens in de belangstelling wilde staan, er was al genoeg aandacht aan dit onderwerp besteed. Bovendien had ik nooit een media training gevolgd. Ik onderbrak hem om hem duidelijk te maken dat ik me niet bij L1 opgedrongen had, maar dat ze mij gebeld hadden. “Als jij er problemen mee heb dan bel ik L1 terug om te vertellen dat het niet doorgaat”, zie ik. Van der Zanden vond dat prima.
De volgende dag kwam ik iets later op kantoor. Door mijn echtscheidingsperikelen had ik die nacht bijna niet geslapen. Ik zat amper achter mijn bureau of Gerard van der Zanden stak zijn hoofd bij mij om de deur. Hij bleef tegen de deurpost leunen en maakte geen aanstalten om binnen te komen. Toen ik vroeg wat de bedoeling van zijn bezoek was zei hij doodleuk “ik kom die lui van L1 ophalen”. Toen ik vroeg wat hij bedoelde legde hij me uit dat ieder moment een filmploeg van L1 zou kunnen arriveren die opnames op mijn afdeling zou komen maken. “Dat kan niet, die heb ik gisteren afgebeld” zei ik. “Klopt” zei Van Der Zanden, “maar ze hebben mij gisteren teruggebeld en toen ben ik alsnog akkoord gegaan”. Ik ontplofte bijna van woede. “Ben je dan gvd niet op het idee gekomen om mij dat even te laten weten” snauwde ik hem toe. Hij draaide zich om en kwam even later terug met een aantal mensen van de filmploeg. Als ik het item terugkijk valt me meteen op dat ik op geen enkele manier voorbereid was. Mijn stropdas zat scheef geknoopt en door de geringe nachtrust zijn er grote wallen onder mijn ogen te zien.
Van de periode dat ik bij Beeld en Geluid op het Mediapark over de vloer kwam herinner ik me nog een bijzonder voorval. Ik had op 7 mei 2002 een driedaagse cursus in het Hilton Royal Park Hotel in Soestduinen. Daags ervoor had ik afspraken gepland bij Sara Lee (Douwe Egberts) in Utrecht en met Jan Pet op het Mediapark in Hilversum. Daarna zou ik naar het hotel in Soestduinen rijden. De afspraak bij Douwe Egberts liep uit en ik vreesde te laat in Hilversum te komen. Ik belde Jan Pet rond 17:30 uur en vroeg hem hoe lang ik over de rit zou doen en tot hoe laat hij op kantoor zou zijn. Jan gaf aan dat ik er ongeveer een half uur over zou doen en dat hij bereid was om op mijn komst te wachten. Ik twijfelde even maar besloot uiteindelijk om de afspraak niet door te laten gaan omdat er anders toch te weinig tijd overbleef. “We maken een nieuwe afspraak” antwoordde ik en reed naar Soestduinen.
Op mijn hotelkamer aangekomen zette ik gewoontegetrouw de televisie aan en liep naar de badkamer. Ik schrok behoorlijk toen ik stemmen hoorde in de badkamer. Die bleken echter te komen van de televisie. Op de badkamer was een luidspreker die het tv geluid doorgaf. Onder de douche hoorde ik flarden van een gesprek die de indruk wekten dat er iets bijzonders aan de hand was. Terug in de kamer kreeg ik het verschrikkelijk nieuws mee. Pim Fortuyn was om 18:05 uur vermoord op het Mediapark. Nagenoeg het tijdstip dat ik er geweest zou zijn als ik de afspraak had laten doorgaan. Later hoorde ik dat de kans had bestaan dat ik ooggetuige zou zijn geweest omdat hij vermoord is voor het gebouw van Tijdsbeeld Media.
Klik hier voor de volgende pagina
Klik hier om terug te keren naar de inhoudsopgave
